Op vrijdag 31 mei werd de reactie van minister van Volkshuisvesting, Hugo de Jonge, op het Rapport van de Verenigde Naties Special Rapporteur op het Recht op Huisvesting, gepubliceerd. De reactie is het resultaat van vragen van Tweede Kamerlid Merlien Welzijn (NSC). Hoewel de hoofdboodschap van het rapport wordt onderschreven door de minister is de reactie vooral teleurstellend. Het is een opsomming van zaken die al worden gedaan of in de planning zitten. Nergens leidt een aanbeveling van de Rapporteur tot enige vorm van reflectie of mogelijke afwijking van staand beleid. Beleid dat de VN Rapporteur in grote lijnen onvoldoende acht om het recht op huisvesting beter te respecteren, beschermen en verwezenlijken.
Achtergrond
In december 2023 kwam Special Rapporteur Rajagopal voor een missie naar Nederland. De directe aanleiding hiervoor was een klacht over de sloop van de Rotterdamse Tweebosbuurt. De klacht leidde tot een brief van maar liefst 5 special rapporteurs. Naast badinerende en vergoelijkende opmerkingen van de burgemeester van Rotterdam over hoe goed het gaat met de naleving van mensenrechten in vergelijking met landen als Pakistan, India en Zuid Afrika, werden de special rapporteurs ook uitgenodigd om zelf te komen kijken. Nederland heeft sowieso een open uitnodigingsbeleid voor VN special rapporteurs en werkgroepen. Na een poging in 2022 werd het bezoek van de Special Rapporteur op het recht op huisvesting dan eindelijk voortgezet.
Special Rapporteur?
Het Verenigde Naties mensenrechtensysteem kent verschillende mechanismen om naleving van mensenrechten door overheden te monitoren. Er zijn zogenaamde ‘treaty-based’ monitoring mechanismen. Dat zijn de Comités die toezien op naleving van specifieke verdragen. Ze doen dat alleen bij overheden die het verdrag hebben geratificeerd waar een Comité toezicht op houdt. Dan zijn er ook de zogenaamde ‘charter-based’ mechanismen. In het kort zijn dit rapporteurs of werkgroepen die zich bezighouden met een bepaald recht of thema (in sommige gevallen ook een specifiek gebied of land). Het bijzondere hieraan is dat ze in principe toezicht houden op elke Staat die lid is van de Verenigde Naties. Vaak hebben deze mechanismen ook de mogelijkheid om klachten in te dienen. Dan vragen ze bij de relevante staat om opheldering bijvoorbeeld. Ze hebben ook de mogelijkheid om landen te bezoeken en vanuit hun mandaat te monitoren hoe het daar gaat.
Mandaat van Special Rapporteur
Een special rapporteur is onafhankelijk, benoemd door de lidstaten en de functie is onbetaald. Vaak hebben ze maar zeer beperkte staff en ze doen het naast hun betaalde functie. Zo is de huidige VN Special Rapporteur op het Recht op Huisvesting in het dagelijks leven professor van Recht en Ontwikkeling bij het Massachusetts Institute of Technology. Het mandaat van de special rapporteur op het recht op huisvesting is gericht op toezicht op de naleving van het recht op huisvesting en het principe van non-discriminatie (als bijzonder aandachtspunt). Hij, in dit geval, gaat na hoe de situatie in een land is, welke maatregelen worden getroffen en welke plannen en trends er zijn. Hij toetst dit uitsluitend aan mensenrechten en in het bijzonder dus de mate waarin het land het recht op huisvesting respecteert, beschermd en verwezenlijkt. Omdat het recht op huisvesting continu aandacht vraagt en niet van de ene op de andere dag kan worden gerealiseerd voor iedereen kijkt de special rapporteur met name in welke mate maatregelen ervoor gaan zorgen dat het recht op huisvesting voldoende verbetert voor iedereen, en met name groepen in kwetsbare situaties.
De reactie van de burgemeester op de eerdere brief van de vijf special rapporteurs, maar ook de reactie van Hugo de Jonge op het rapport van de Special Rapporteur, laten een zeker ongemak zien van de Nederlandse overheid ten opzichte van toezichthoudende mensenrechtenmechanismen. Het is niet nieuw, het past in een langere traditie. De kern is dat Nederland zichzelf graag positioneert in het buitenland, waaronder binnen de Verenigde Naties, als een soort gidsland op het gebied van mensenrechten. Deels leidt dit ertoe dat de Nederlandse overheid het mensenrechtensysteem financieel steunt en daadwerkelijk zichtbaar op een aantal punten z’n nek uitsteekt (denk aan mensenrechtenverdedigers en LHBTIQ+ rechten). Dat is lovenswaardig en het geeft hen een bepaalde soort legitimiteit. Het levert ook invloedrijke posities op in dat systeem. Tegelijkertijd, zodra er constructie feedback, aanbevelingen (of kritiek) vanuit het systeem op Nederland komt reageert de Staat gepikeerd, negeert het, of zegt direct of indirect dat het allemaal niet klopt. Het wordt allemaal niet zo serieus genomen. Hoe dan ook heeft het nauwelijks tot geen effect op Nederlandse beleid, wetgeving en uitvoering daarvan.
Dit versterkt natuurlijk het idee dat mensenrechten iets van het buitenland is. Iets dat op het thema wonen bevreemdend is, want het de Jonge zelf die continu aangeeft dat zijn missie is om het recht op huisvesting te verwezenlijken. Nu krijgt hij gratis advies over wat te doen en wat vooral niet te doen en negeert hij deze grotendeels. En laten we zijn, de wooncrisis in Nederland is een serieuze en groeiende mensenrechtencrisis.
Ongemak
De reactie van de burgemeester op de eerdere brief van de vijf Special Rapporteurs, maar ook de reactie van Hugo de Jonge op het rapport van de Special Rapporteur, laten een zeker ongemak zien van de Nederlandse overheid ten opzichte van toezichthoudende mensenrechtenmechanismen. Het is niet nieuw, het past in een langere traditie. De kern is dat Nederland zichzelf graag positioneert in het buitenland, waaronder binnen de Verenigde Naties, als een soort gidsland op het gebied van mensenrechten. Deels leidt dit ertoe dat de Nederlandse overheid het mensenrechtensysteem financieel steunt en daadwerkelijk zichtbaar op een aantal punten z’n nek uit steekt (denk aan mensenrechtenverdedigers en LHBTIQ+ rechten). Dat is lovenswaardig en het geeft hen een bepaalde soort legitimiteit. Het levert ook invloedrijke posities op in dat systeem. Tegelijkertijd, zodra er constructie feedback, aanbevelingen (of kritiek) vanuit het systeem op Nederland komt reageert de Staat gepikeerd, negeert het, of zegt direct of indirect dat het allemaal niet klopt. Het wordt allemaal niet zo serieus genomen. Hoe dan ook heeft het nauwelijks tot geen effect op Nederlandse beleid, wetgeving en uitvoering daarvan.
Dit versterkt natuurlijk het idee dat mensenrechten iets van het buitenland is. Iets dat op het thema wonen bevreemdend is, want het de Jonge zelf die continu aangeeft dat zijn missie is om het recht op huisvesting te verwezenlijken. Nu krijgt hij gratis advies over wat te doen en wat vooral niet te doen en negeert hij deze grotendeels. En laten we zijn, de wooncrisis in Nederland is een serieuze en groeiende mensenrechtencrisis.
Een positieve noot
Laten we wel beginnen met een positieve noot. De kernboodschap van de Special Rapporteur was: de wooncrisis is niet de schuld van migranten, het is de schuld van falend woonbeleid. Het is terug te voeren op keuzes die in het verleden zijn gemaakt. De Jonge geeft in de eerste paragraaf aan deze analyse te steunen. Een niet onbelangrijke constatering met een nieuw Kabinet in aantocht dat voor een deel vaart op zondebokken van migranten. Iets dat we ook terugzien in het onderdeel wonen van het hoofdlijnenakkoord.
Vooral opsomming van wat gedaan wordt
Voor een groot deel bestaat de brief uit een opsomming van zaken die al zijn geregeld, danwel in de planning staan. Al deze punten heeft de Special Rapporteur ook actief meegenomen in zijn zeer goed onderbouwde rapport. Desondanks heeft hij toch aangegeven op meerdere punten dat de maatregelen onvoldoende zijn om het recht op huisvesting te respecteren, beschermen en verwezenlijken. Neem bijvoorbeeld de aanpak van dakloosheid. De rapporteur geeft aan dat het er aardig uit ziet op papier, maar hij meer dan voldoende signalen heeft opgepikt waaruit blijkt dat het in de praktijk onvoldoende werkt en kan werken. Bijvoorbeeld, omdat er veel te weinig geld wordt vrijgemaakt, waardoor Housing First en preventie nauwelijks van de grond komen. Bovendien zijn er onderdelen die ronduit een schending van het recht op huisvesting zijn (zelfredzaamheidscriterium bijvoorbeeld). De Jonge herhaalt de maatregelen die getroffen worden, maar gaat niet in op de kritiek. Nergens leidt dit tot enige reflectie.
Zaken waar niks mee gedaan wordt: betere rechtsbescherming
Een deel van de aanbevelingen gaat de Minister helemaal niks mee doen. Vaak blijft het gissen waarom niet. De voornaamste aanbeveling van de Special Rapporteur is bijvoorbeeld dat er veel meer moet worden gedaan om ervoor te zorgen dat mensen hun recht op huisvesting juridisch kunnen claimen. Dat kan nu niet. De aanbeveling was om het recht veel beter te beschrijven in de Grondwet en ervoor te zorgen dat burgers er een beroep op kunnen doen. Deze aanbeveling wordt aan de kant geschoven. Tegelijkertijd wordt er een heel verhaal opgehangen over hoe burgers deels hun recht op huisvesting wel kunnen claimen. Het probleem is dat dit volledig voorbij gaat aan het kernpunt van de Special Rapporteur. Die valt terug te voeren op iets wat wij dagelijks horen: wat heb je aan het recht op huisvesting als je het niet kunt claimen bij de rechter?
Dat een grondwettelijke verankering niet per definitie de route is om te bewandelen kan. Dat gezegd Dat een grondwettelijke verankering niet per definitie de route is om te bewandelen kan. Dat gezegd hebbende de reactie op deze aanbeveling gaat gepaard met twee belangrijke zaken die de rechtsbescherming nog minder maken. Ten eerste, is er een concreet initiatief (ook al onder dit Kabinet) om een vorm van constitutionele toetsing mogelijk te maken. Echter, in alle varianten die worden voorgesteld (ook in het nieuwe hoofdlijnenakkoord) worden sociale grondrechten uitgesloten. Dit op basis van het volkomen achterhaalde en onterechte idee dat die grondrechten te vaag zouden zijn en meer aspiraties inhouden. Ten tweede, op dezelfde dag als deze brief verstuurde Lilian Helder een brief aan de Kamer waarin wordt aangegeven dat een mogelijke route om rechtsbescherming te versterken, namelijk via het mogelijk maken van individuele klachten bij toezichthoudende comités, definitief is afgesloten. Dat wil zeggen dat het optioneel protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten niet geratificeerd wordt. Hoofdreden is dat het mogelijk hoge kosten met zich meebrengt.
Kortom de Special Rapporteur geeft aan dat rechtsbescherming vanuit het recht op huisvesting in Nederland zwaar onvoldoende is. De Minister herhaalt gewoonweg wat er wel mogelijk is (en dus zwaar onvoldoende is). Tegelijkertijd worden enkele manier om dat alsnog te versterken gewoonweg afgesloten.
Rotterdamwet
Interessant is ook dat de Minister niks zegt over de Rotterdamwet. De Special Rapporteur heeft hier in zijn rapport veel kritiek op. Ook in de brief van de vijf rapporteurs wordt aangegeven dat er een sterk vermoeden is dat de wet niet in lijn is met mensenrechten en discriminerend is. De wet staat enigszins in de schijnwerpers. Er is een zeer sterke lobby vanuit het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid om meer te investeren in leefbaarheid van lastige wijken. Op zich lovenswaardig, maar in het kielzog wordt ook uitbreiding van de Rotterdamwet bepleit. De minister geeft hier, net als zijn voorgangers, graag gehoor aan en heeft uitbreiding al aangekondigd. Een mooi een-tweetje. Probleem is alleen dat geen enkele evaluatie, onafhankelijk of niet, heeft kunnen aantonen dat de wet bijdraagt aan betere leefbaarheid. Het is natuurlijk mogelijk om grondrechten te beperken en, zelfs, indirect bepaalde groepen ongelijk te behandelen. Echter, dan moet dit wel degelijk ook effectief zijn. Na 20 jaar toepassing van de wet is duidelijk: de wet is niet effectief. Het is wel een lekker middel voor politici om daadkracht te veinzen natuurlijk (over de rug van mensen met laag inkomen). De Minister gaat niet in op de Rotterdamwet in zijn brief.
Het is de schuld van anderen
Een andere afwijkende strategie is om te wijzen op de verantwoordelijkheid van de gemeente. Of het hier gaat om gebrek van kennis of gewoonweg onwil is onduidelijk. De Staat wordt niet voor niks aangesproken op de naleving van mensenrechten. De Staat heeft namelijk aangegeven dat ze de verplichtingen in verdragen zullen nakomen. Hoe Staten die vervolgens organiseren maakt niks uit. Het zou vreemd zijn, maar dat gebeurt dus feitelijk wel, dat een mechanisme zoals de Special Rapporteur noteert dat een recht wordt geschonden en de Rijksoverheid simpelweg zegt: dat is aan gemeenten. Het is aan het Rijk, uiteraard, om ervoor te zorgen dat dit niet meer gebeurt. Dit gebeurt op meerdere punten, zoals de aanpak dakloosheid (te weinig), het hanteren van het zelfredzaamheidscriterium bij opvang (Nederland is vaker op de vingers getikt hierover), de aanpak van leegstand, de aanpak van huisuitzettingen en het criminaliseren van dakloosheid met boetes voor buitenslapen bijvoorbeeld. Op alle punten geeft de Minister in feite aan: prima dat je constateert dat ons beleid en de praktijk niet in lijn is met het recht op huisvesting, maar daarvoor moet je bij gemeenten zijn, want zo hebben we dat geregeld. Hier draag ik dus geen verantwoordelijkheid over.
Elk van deze constateringen zou ertoe kunnen, en moeten, leiden dat de Minister aangeeft wat hij doet om ervoor te zorgen dat gemeenten zich wel aan mensenrechten gaan houden. Dat dit niet gebeurt en gemeenten dus daadwerkelijk rechten kunnen schenden is natuurlijk bij alle gevallen terug te voeren tot besluiten van het Rijk. Neem de falende aanpak dakloosheid. Het Rijk heeft zichzelf nauwelijks tot geen middelen verschaft om ervoor te zorgen dat de aanpak daadwerkelijk wordt uitgevoerd en dus leidt tot Wonen Eerst, en voorkomen en uitbannen dakloosheid. Of bij huisuitzettingen die nog steeds leiden tot dakloosheid, terwijl dit mensenrechtelijk dus niet mag. Vorig jaar deden de Nationale Ombudsman en Kinderombudsman een voorstel om bijvoorbeeld een wettelijke verplichting vast te leggen dat gezinnen die uit huis worden gezet fatsoenlijke alternatieve huisvesting krijgen. Dit werd gewoonweg, zonder onderbouwing, afgewezen door de Minister. Of bij de aanpak leegstand. Dat kan danwel aan gemeenten zijn, maar het Rijk zou gemeente wel kunnen verplichten om een leegstandsverordening te hebben waar alle middelen mogelijk zijn. Daar wordt bewust niet voor gekozen. Tenslotte pak de criminalisering van dakloosheid. De Rijksoverheid zou ervoor kunnen kiezen dit veel strakker te kaderen en erop te sturen dat lokale overheden niet overgaan tot maatregelen die dakloze mensen criminaliseren. Het onderzoek waarop wordt gewezen is natuurlijk zwaar onvoldoende qua inspanning. Bovendien, draagt de minister zelf bij aan verdere stigmatisering van dakloze mensen. Zo worden dakloze mensen bijvoorbeeld structureel afgesloten van de werking van de Wet Vaste Huurcontracten en richt het programma Iedereen een Thuis van de minister zich toch met name op de zeer beperkte groep mensen die voldoet aan het stereotype beeld van dakloze mensen, namelijk mensen uit de opvang. Hetgeen het stigmatiserend beeld van dakloosheid eerder bestendigd, dan dat dat het bestrijdt.
Waar de brief ronduit onbeschoft is…
De brief schoffeert de inwoners van de Tweebosbuurt wanneer hij de aanleiding van het hele bezoek bespreekt; namelijk de sloop van de Tweebosbuurt. Bij aanbevelingen voer zeggenschap van huurders bij sloop geeft de Minister terecht aan dat dit de aanleiding was voor de nationale sociaal akkoord die nu in de maak is. Immers, de meerderheid van de mensen en instituties betrokken bij de sloop van de Tweebosbuurt is het wel eens met het feit dat dit proces een voorbeeld is van hoe we het niet willen doen. Alles dat fout kon gaan, ging fout. Daar moet van geleerd zijn en dat moeten we vermijden. Het had de minister gesierd als hij dit op deze manier had aangegeven. Helaas wordt deze brief gebruikt om de bewoners een schop na te geven. In plaats van een constructieve mea culpa waarmee enigszins goede wil getoond kan worden, wordt aangegeven dat het sloopproces in de Tweebosbuurt prima is verlopen en bewoners gewoon konden participeren. Het zal vast zo zijn opgeschreven dat het niet geen leugen is, maar dat maakt het niet minder onwaar.
Conclusie
Al met al is de brief dus een teleurstelling. Niet verrassend, maar wel teleurstellend. Het rapport van de Special Rapporteur had kunnen worden aangegrepen om meer kennis en inspiratie op te doen om dat recht ook daadwerkelijk beter te respecteren, beschermen en verwezenlijken. Helaas wordt dat volstrekt niet gedaan. Integendeel, de constructieve aanbevelingen worden gezien als onwelkome kritiek. Het leidt tot geen enkele zelfreflectie en leren. De Minister, geheel in lijn met de houding van de overheid ten opzichte van aanbevelingen van mensenrechtenmechanismen, neemt het allemaal niet erg serieus.
De wooncrisis is een serieuze mensenrechtencrisis in Nederland. Het goed onderbouwde rapport en de aanbevelingen van een onafhankelijk internationale mensenrechtenexpert op het gebied van het recht op huisvesting had kunnen bijdragen aan beter beleid, wetgeving en uitvoering gericht op het beter beschermen, respecteren en verwezenlijken van het recht op huisvesting. Een nuttige bijdrage om deze crisis te lijf te gaan. Helaas heeft de minister die keer op keer wijst op het belang van het recht op huisvesting ervoor gekozen deze uitgestoken hand niet aan te nemen.
Wat nu? Meestal staat en valt het nut van deze exercities dus bij de mate waarin maatschappelijke organisaties dit weer gebruiken in hun beïnvloeding. Hoe dan ook blijft het mensenrechtensysteem, met haar verdragen en toezicht mechanismen, een belangrijke objectieve manier om de overheid te dwingen meer te doen. Nu de ambtenaren 12 pagina’s redelijk nietszeggende tekst hebben weten te proppen in een brief is het dus aan ons, mensenrechtenverdedigers, om ervoor te zorgen dat het werk van de Special Rapporteur niet voor niets is geweest.