Stichting Goud is één van de leden van het samenwerkingsverband Dakloosheid Voorbij!, en om landelijk beleid te beïnvloeden is lokale collectieve belangenbehartiging belangrijk. Zo worden lokale signalen uit diverse plekken naar een landelijk niveau getild en kunnen gebeurtenissen die soms incidenten lijken, worden herkend als trends. Om die reden sprak Jan de Vries in de gemeenteraad in Utrecht. Hieronder lees je de spreektekst van Jan.
Mijn naam is Jan de Vries, ik ben mede-directeur van Straat Consulaat in Den Haag en spreek namens de samenwerkingsverbanden van onafhankelijke belangenbehartigers dakloosheid: Dakloosheid Voorbij! en SamenThuis2030. Stichting Goud is lid van Dakloosheid Voorbij en U2BHeard betrokken bij SamenThuis2030. Mijn betoog is vanzelfsprekend ter verdere ondersteuning van hun terechte punten.
Het nationaal actieplan dakloosheid: Eerst een thuis, is nog maar 1,5 jaar oud en met het plan Utrecht Onderdak wekt de wethouder de indruk nu al de handdoek in de ring te gooien.
Twee op elkaar aansluitende punten die ik wil maken:
- De mensenrechtendimensie van dit plan;
- Een plan dat dakloosheid en opvang betreft doet geen enkele poging om een scenario te schetsen over afbouw van opvang ten gunste van wonen. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling.
Utrecht mensenrechtenstad?
In de nota wordt veelvuldig gewezen op het feit dat Utrecht Mensenrechtenstad is om het beleid gericht op opvang te legitimeren. Dakloosheid is echter een extreme schending van het recht op huisvesting. Niet voor niks ook is het recht op huisvesting het eerste uitgangspunt van het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een (t)huis (NAD). Opvang is weliswaar een absolute minimale humanitaire ondergrens, maar nooit een doel op zich, dat is het verwezenlijken van het recht op huisvesting. Dat is de cruciale stap naar een leven in waardigheid, het ultieme doel van mensenrechten. Juist als mensenrechtenstad zou de gemeente geen genoegen moeten nemen met opvang alleen, maar vol in moeten zetten op het voorkomen en uitbannen van dakloosheid door, met name, vol in te zetten op het verwezenlijken van het recht wonen.
Daarbij wil ik ook opmerken dat zelfs bij het definiëren van de absolute minimale ondergrens Utrecht Mensenrechtenstad met deze nota door de ondergrens zakt door allerhande belemmeringen op te werpen voor gelijkwaardige toegang tot kwalitatief goede opvang. Denk daarbij aan het zelfredzaamheidscriterium en het ontzeggen van gelijke behandeling voor EU-migranten.
Geen ambitie op de omslag van opvang naar wonen
Het NAD, geïnitieerd door Staatssecretaris Maarten van Ooijen, zet vol in op de omslag van opvang naar wonen. Dakloosheid wordt niet meer gezien als primair een zorgprobleem, maar een woonprobleem. Immers, de gemene deler tussen alle dakloze mensen is het gebrek aan een passend thuis. En we weten dat een thuis de basis is waarvan gewerkt kan worden aan een waardig leven. Het is de enige bewezen duurzame manier om dakloosheid te bestrijden. Opvang is in alle opzichten duur, inefficiënt, en ineffectief. Het nationale actieplan zet ook vol in op preventie. Wonen is daarin ook een sleutel. Zorgen dat mensen een passend thuis kunnen krijgen en hun huis niet verliezen zorgt hoe dan ook voor minder toestroom in de opvang.
Onderliggend aan de omslag is dat dakloosheid niet louter een individueel probleem is waaraan mensen zelf schuldig zijn en de overheid hen hierin kan ondersteunen. Er wordt erkend dat dakloosheid een maatschappelijk probleem is mede-veroorzaakt door falend beleid, met name op wonen, waarbij de overheid dus verplichtingen heeft die het dient na te komen.
Ook de gemeente heeft deze uitgangspunten en de omslag onderschreven. Sterker nog, het plan is in grote mate geïnspireerd door het Utrechtse actieplan met dezelfde naam. Het is dan ook bijzonder zorgwekkend dat in deze beleidsnota de uitgangspunten en ambitie van het nationale plan nauwelijks worden onderschreven en in z’n geheel niet verder worden uitgewerkt.
Er zijn geen concrete plannen over de aanpak van dakloosheid als woonprobleem (verwijzend naar de krapte op de woningmarkt), waar het preventie betreft gaat het over de “reguliere daklozen” (weer een nieuwe term om dakloze mensen van elkaar te onderscheiden), hetgeen ook al niet in lijn is met het NAD, en wordt vooral verwezen naar vele andere plannen (zonder dat duidelijk is wat we daar dus van kunnen verwachten).
Het plan suggereert dat dakloosheid toch een individueel zorgprobleem is.
De keten van oorzaak en gevolg lijkt deels gestoeld op aannames die niet onderbouwd worden, waaronder het idee dat dakloosheid ‘autonoom’ groeit. Dit plan geeft dus geen indicatie hoe dakloosheid te voorkomen en uit te bannen voor 2030. Integendeel, het riskeert het probleem vooral te bestendigen.
Maar is dit niet een plan dat juist puur focust op opvang? Wat verwacht je dan?
Dat mag wel zo zijn, maar in lijn met het NAD kan het niet zo zijn dat een plan over de toekomst van de opvang niet ingaat op de fundamentele vragen: wanneer, hoe en hoeveel gaan we de opvang afbouwen ten gunste van woningen? In meer of mindere mate hebben andere gemeenten het NAD aangegrepen om hier juist wel over na te denken. Denk aan Den Bosch, Den Haag en Tilburg. Bij sommigen is dit nog een papieren exercitie, maar bij anderen zien we voorzichtige resultaten in de praktijk. Ook in Rotterdam wordt iets van ambitie getoond met tijdelijke voorzieningen voor bankslapers. In Haarlem wordt vol ingezet op Housing First. In Arnhem gooien ze het over een andere boeg door het voorkomen en uitbannen van dakloosheid doelstelling te maken van de woonvisie en vol in te zetten op de systeemaanpak Housing First.
Hoewel er goede voorbeelden in andere gemeenten zijn, gebiedt eerlijkheid te zeggen dat de echte omslag van opvang naar wonen relatief weinig gestalte krijgt. Een onderliggende factor die hieraan bijdraagt is het feit dat dakloosheid vooralsnog in veel gemeenten (en tot op zekere hoogte bij het Rijk) nog steeds wordt beschouwd als een zorgprobleem. Afdelingen wonen lijken veelal weinig verantwoordelijkheid te voelen en te nemen in het uitbannen en voorkomen van dakloosheid. Het is nauwelijks een concrete doelstelling van woonbeleid. Als er al over dakloosheid wordt gesproken, dan vaak als “aandachtsgroep” die vervolgens gereduceerd wordt tot mensen die zorg nodig hebben en uit de opvang stromen. Als wonen die verantwoordelijkheid niet voelt en neemt, dan blijft er in zekere zin ook weinig anders over voor een wethouder belast met maatschappelijke opvang dan daar oplossingen te vinden voor problemen waar zij tegenaan loopt en die ook wij in de praktijk van andere steden herkennen.
Waarom deze verontwaardiging? Waarom komen we hier in Utrecht spreken? Omdat we als onafhankelijke belangenbehartigers juist kijken naar gemeenten als Utrecht die met vooruitstrevend beleid, lef en radicale keuzes een voorloper en voorbeeld kunnen zijn voor andere gemeenten. Als zelfs de gemeente Utrecht met zo’n plan zonder ambities komt dan is dat een vrijbrief voor anderen om ook geen extra stap te zetten. Dan zijn we weer terug bij af. Meer opvang, meer zorg en een eindeloze spiraal van groeiende dakloosheid. De geschiedenis leert dat dat verspilde moeite en geld is en het probleem op geen enkele manier gaat oplossen.
Kortom
Dit plan scoort op een onvoldoende. Het gaat mogelijk een negatief signaal geven aan andere gemeenten, een stap terug in de tijd. Juist als mensenrechtenstad zou Utrecht beter moeten kunnen en doen.
Via deze link kun je het beleidsplan Utrecht Onderdak lezen.